Schoon, majesteitvolle Woud, Statige tempel der Godheid, Wellekom is mij 't geheim, 't Somber geheim der gewelven Die, met een wenk zijner hand, Miek de Alvermogende Bouwheer.
Schoon, majesteitvolle Woud, Rustig en vredig naar buiten, Zegt ge wat binnen gebeurt Slechts wie vertrouwd is met U.
Lachende omringen uw zoom Kleurige, geurige bloemen Die gulle en rijke natuur Mild, ongeteld om u strooit; 't Dichte gebladert' beschut Zingende, minnende vogels; 't Zorgende moederken broeit, Rondom het nesteken heen Vliegt de ongeduldige vader Kozende en dartelende om.
Dat ziet de wandler; maar hij Die meer vertrouwd is met u, Weet dat het roofdier, de slang Ook uwe diepten bewoont;
Weet dat de geurige bloem Wel uwe gordel bekleurt, Maar dat de distel, de braam Dieper de bloeme vervangt.
Schoon majesteitvolle Woud, Statige tempel der Godheid, Soms slaakt uw boezem een zucht Heimvol en schier ongehoord. Waar komt die zucht toch vandaan, Machtig en prachtige Woud? Soms, als de noorderwind loeit, Huilt gij en klaagt ge met hem; IJslijk is dan uwe klacht, IJslijk en roerend te gaar, Waar komt dat klagen vandaan? Waar gaat dat klagen naartoe? 'k Weet het. Gij leeft, arme Woud, Lijdt ende klaagt daar ge leeft.
Reacties op bericht (0)
E-mail mij
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
Gastenboek
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek