Een gedicht van Rosalie en Virginie Loveling 1834-1875 en 1836-1923
Onze volksheld
Wij voelen het vaderlands harte Wel fier in de boezem slaan, Als we aan de voet van zijn standbeeld, Op zijn geboortegrond staan; Wie herroept zich niet in 't geheugen Zijn feiten, zijn heldendaân?
Wij roemen zijn hoge gaven, Zijn burgerdeugd, zijn moed: Hij offerde aan 's lands belangen En rust en goed, zijn bloed. Wat wonder als 't zicht van zijn beeltnis Ons harte kloppen doet?
Wij gieten zijn trekken in 't koper, Wij beitlen ze in marmersteen; Hij ligt in het graf onverschillig, Sinds eeuwen in 't graf alleen. Hij is vóór zijn tijd gestorven: Wie zond hem zo vroeg daarheen?
In 't leven slecht begrepen, Veracht, miskend, gehoond, En na de dood met lauwren Door 't nageslacht gekroond: Ziedaar hoe men de daden Van grote mannen loont.
0 laat ons liever de blikken Beschaamd ten gronde slaan, Wanneer wij zitten gebogen Over onze geschiedenisblaân; Of aan de voet van zijn standbeeld Met vriend of vreemdling staan.
Onze volksheld sluimert in de aarde, Zijn rust zij er niet gestoord, Want wat wij hem misdeden Is schandlijk, ongehoord: Wij hebben hem vals beschuldigd, Wij hebben hem wreed vermoord.
Gedichten van Rosalie en Virginie Loveling (1877)
|