Een gedicht van Reinier van Genderen 1886-1942
Uit grijze hemel
Uit grijze hemel valt de regen, De vogels dempen nu hun lied, Maar nimmer weifelt, draalt de zegen, Die rust op heel dit schoon gebied.
De grond is arm, als menig hart, En zo gebaat bij malse regen, En ginder, achter wolken, mart De goede zon met al haar zegen.
O somber, toch zinrijk verleden, Dat immer ver en verder wijkt, Gezegend is het zonnig heden, Waarover nooit een schaduw strijkt.
De Gids jaargang 1936
|