Een gedicht van J.H. Leopold 1865-1925
Finis
Ik hoor een klagen, klagen immermeer, zoet, droef, een klagen van mijn jonge lief, die troosteloos is en treurt om hare jeugd, ach, troosteloos.
Tot een groot lijden ben ik uitverkoren en smart ligt, donker bloedend, midden in de pracht van al mijn arme, jonge leven, mijn jonge leven.
Mijn liefste lieveling, weet gij dan niet, dat ook mijn ziel omkomt in dood verlangen, dat ook een lang verdriet klaagt door mijn dagen, o, door mijn dagen.
Vroege gedichten
|