Een gedicht van D.V. Coornhert 1522-1590
ONSCHULLDIGE ARMOE
De mens komt in gebrek buiten of met zijn schuld, Onschuldig wordt er veel gebrekkig geboren, Onschuldig hebben veel hun have verloren, Wel hem, die zulks gedoogt met Job's loflijk geduld. God geeft elk, wat best is, want hij met haaf vervult De weken, die 't gebrek tot wanhoop zou bekoren, en maakt arm de stoute, die naar lust zou sporen en zijn God verachten als kemel hoog-gebult.
Zowel als de rijkdom komt armoe van Gode. Die zendt, wat hij voorziet elk te zijn van node: Zalig zijn die armen, die zich des niet en belgen, Die 't onschuldig gebrek van Gods hand ontvangen, En als bitter drank, met zeker verlangen Naar 's gemoeds genezing, blijdelijk inzwelgen.
Nederlandsche dichters van de zestiende eeuw tot Jacques Perk. Verzameld door A. T. A. Heijting, 's -Gravenhage. (1911)
|