Een gedicht van Willem de Merode 1887-1939
O dit ontroeren om een klein gezicht
O dit ontroeren om een klein gezicht, vredig en goed, onder donkre haren, bruin met goudglans, die de zware streling der handen doet trillen in t licht.
Het zoel aandringen van dit gevoelen drijft tot het staamlen van huiverblode woorden, die t snelle stromen van node hebben, en vrezen hun eigen bedoelen,
en stokken
en er is enkel een kijken in blauwe verten, oneindig wijde; wegvloeien van denken en een blijde duizeling doet het hart bezwijken.
Maar altijd dit weten: in smal gelaat twee grote blauwe ogen naar mij geheven; een glanzend bloeien van een jong leven, waardoor mijn moeheid schoon omstrengeld staat.
|