Een gedicht van Jan Jacob Slauerhoff 1898-1936
Camoës
Hij sleet zijn jeugd in 't afgelegen slot En diende een hof, geestloos wuft en verwaten. Hij vlood, wild hunkerend naar een groter lot Alleen naar de pas opgerichte Staten.
Om zijn stilzwijgen en onzeker schot Geminacht door kooplieden en soldaten, Aan boord, in 't fort ten prooi aan 't plomp complot Dat hij niet delgen kon, slechts macht'loos haten.
Toch drong zijn droom tot haar verweez'lijking: Toen hij geen vreemde wonderlanden ging Veroveren met een machtige armade,
Wrocht hij in kille grottenschemering - Gedoemd poëet, zwerver en banneling - De zware strofen van de Lusiade.
Verzamelde gedichten(1961)
|