Een gedicht van J.J.Goeverneur 1809-1898
December
Het haasje maakt zijn laatste buiteling, En 't arme ding Moet duur nu voor de kool betalen, Die 't deze zomer bij de boer van 't veld kwam halen, En waarvoor 't boertje niets ontving; - Voldaan is nu de rekening.
December brengt naar oude wijs Ons regen, sneeuw of vorst en ijs. De lucht, somtijds als as zo grauw, Is soms van 't allerzuiverst blauw, Waarin bij nacht de lieve maan En duizend gouden sterren staan. - Als men die helder tintlen ziet, Dan dient men braaf te stoken, Dan moet de schoorsteen roken; Want warm is het dàn buiten niet.
December brengt, wat bovenal U, vrindjes, wel bevallen zal, December brengt de brave Sant, Van ouds bekend door 't hele land; Want Sint Niclaas, goed-heilig man, Trekt nu zijn beste tabberd an, Rijdt hoog te paard door land en stad En gooit door elke schoorsteen wat. Hoe arm en klein een huisje ook zij, Hij gaat het zeker niet voorbij, Maar maakt de kindertjes er blij. Kreeg een van u eens wat heel veel, Gun dan 't arm buurkind ook een deel!
En is de kortste dag geweest En 't lief en kostlijk Kerstmisfeest, Dan heeft het Jaar zijn werk gedaan En wil voor altijd rusten gaan.
Twaalf heeft de klok En 't jaar is uit; Door groten wordt Tot goed besluit Nog eens geschonken En braaf geklonken; Maar alle kindren liggen lang In zoete rust, En weten niet en voelen niet, Dat nog zo laat De Moeder aan hun bedje staat En stil hen kust Met in 't nieuwjaar háar eerste wens: Kind, word een braaf en deugdzaam mens!
De twaalf maanden van het jaar (1870)

|