Een gedicht van G.W. Lovendaal 1847-1939
Hollands
Wat mengelmoes van talen mag Aan d'Amstel zich vermeien! O Stad, waar 't hart van Holland lag, Waar Vondel zong zijn reien! Maison de Dit, Café au Dat Hôtel de... wat?... Hollande! Maar ben 'k hier in zijn land, zijn stad, Zijn Amsterdam? - 't is schande. O! Hollands, Hollands klinkt niet fijn; 't Moet Frans of Duits of Engels zijn.
Daarom gebeiteld op je fries: Maison de marchandises En Jozef Levertraan et fils Gemaald op je marquises; O-jest, jawohlt en parlevinkt, Roept: kelner, demoiselle! Zorgt, dat er vreemde rimram klinkt En aait je clientèle. Want Hollands, Hollands klinkt niet fijn; 't Moet Frans of Duits of Engels zijn.
't Heet broderie, - boulangerie, - Lunchroom, - costumière, - Zum Dit, zum Dat - tapisserie, - Carosserie - parterre; 't Is special, exquis, solied; Dat trekt en 't is probabel, Al ken je je eigen moerstaal niet, Het klinkt toch fashionable. Want Hollands, Hollands klinkt niet fijn; 't Moet Frans of Duits of Engels zijn.
Liegt eigen vrucht als vreemd; - 't is naar, Maar geeft een goed recetje, - En plakt op eigen werk en waar Een Engels etiquetje. Herdoopt in jam je vruchtendril En 't wordt als jam geprezen; Dat is het wat dom Holland wil: 't Moet uit de vreemde wezen. Want Hollands, Hollands klinkt niet fijn; 't Moet Frans of Duits of Engels zijn.
Dat krult op spiegelruit en deur Bargoens uit alle talen: Marchand tailleur, coiffeur, coupeur, Hier houdt men commensalen... Zo snorkt de poespas huis aan huis, - Blageur heb 'k niet gevonden! - Je bent in eigen huis niet thuis En, Holland, dat is zonde. Weet, Hollands, Hollands klinkt niet fijn In oren, die verbasterd zijn.
Neerlandia jaargang 13 (1909)
|