Een gedicht van Henriëtte Roland Holst-van der Schalk 1869-1952
Hoe vredig is het sterve in de natuur
Hoe vredig is het sterve in de natuur. Het blad valt af, roest op de stille aarde, vergaat en krijgt in 't vergaan nieuwe waarde: elk wezen weet zijn tijd en beidt zijn uur.
En altoos is, tussen de tijd van sterven en het opkomen van een nieuw geslacht, een verbeiding, iets als een stille wacht op de anders zo drukke en volle werven.
Dit geeft een rustige bezonkenheid aan 't leven der natuur in deze streken: stilte omhangt wat is bezweke' en een nieuw geslacht wordt stil verbeid.
Maar in de mensenwereld krielen dooreen, dat wat opkomt en dat wat vergaat. Vreeslijk is dit: stank van ontbinding staat zwaar rondom jonge, argeloze zielen.
In een kerkhof van uitgeleefde vormen, tussen de zerken van misdaad en schuld, in 't hels geraas, dat alle poriën vult, moet jeugd opbouwen hare nieuwe normen.
Tusschen tijd en eeuwigheid (1934)
|