Een gedicht van P.J. Heije 1809-1876
ONDER DE SNEEUW
De witte vlokken stuiven, Die 't veld met dons bekleen; Geen grasje of geen spruitje Dringt weer door 't dekkleed heen: Maar 't groeit, hoe diep bedolven, Toch fris en krachtig voort, Tot het, o Lente! uw stemme Weer suizend fluistren hoort.
Laat de Ouderdom de lokken Met rijm en sneeuw belaan, De Liefde blijft er groeien In vrome Jeugd ontstaan: In stramme borst besloten, Nauw merkbaar voor het oog, Toeft zij op schoner Lente En Bloeitijd hier omhoog!
Door velden en dreven
|