Een gedicht van Edward Koster 1861-1937
MIST
Zie nu 't vorm-slorpend grijs fantoom van mist Zich vlijend om 't gebied van stad en land; De lichten schijnen met een matte brand, Gehuld in damp'ge waâ van amethyst.
't Lijkt àl verwazigd wat ik helder wist Gezien door dof-beslagen, glazen wand, Waarboven zich de grauwe hemel spant, In nevelzee, half zichtbaar, half gegist.
Het maanlicht worstelt om met flauw geglim Te dringen door het klamme grijze rag, Dat om het aard-gelaat zweeft als een schim.
Want wind-stil weegt de kalmte van de dag, Geboren uit de tranen van de kim, Nog neder op de nacht met vreemd gezag.
Tonen en Tinten
|