Een gedicht van C.S. van Adama van Scheltema 1877-1924
Zingende stemmen
Zachte stemmen zingen door het leven, Stromend over aller harten grond, Doch de dromen die zij ruisend weven, Doch de beelden die zij wekken, zweven Zelden omhoog uit een zingende mond.
In de onverzadelijke vlagen Van het leven gaat hun lied te loor, En bezij de paden, waar wij jagen, Naar de bodem onzer luide dagen, Neigt maar zelden een aandachtig oor.
Maar op 's harten grond murmlen de beken, Waar een ongeweten licht in speelt, Waar de stemmen van dit leven breken, Doch waar nieuwgeboren stemmen spreken Rondom menig stil verzonken beeld.
En de beken aller harten glijden Samen tot één fonkelende stroom, Stroom van schoonheid onder 's levens lijden, Aller stemmen dragend naar dien wijde Zee-gelijke en oneindige droom.
Luisterend, met donker zachte ogen, Staan wie dichters heten aan die vliet: Dromend over menig beeld gebogen, Zingen zij, als 't ruisend riet bewogen... Zingen zij uw vliedend levenslied:
Zingende stemmen (1914)
|