Een gedicht van A.C.W. Staring 1767-1840
Lentezang
Geen nevelig duister Bedekt meer het veld; Geen blinkende kluister, Die 't beekje meer knelt; Het stormen is over; De buien zijn heen; Wat ritselt in 't lover, Is zefir alleen.
Vol bloeisel van boven, Vol bloemen omlaag, Staan velden, en hoven, En telgen, en haag! De Vrolijkheid dartelt, In klaverrijk Gras; Zij wemelt, zij spartelt, In vlieten en plas.
De wouden herhalen Hun feestelijk lied: Ook zwijgt, in de dalen, De Leeuwerik niet. Van Echo vervangen, Bij 't rijzen der maan, Heft GIJ nog uw zangen, O Nachtegaal, aan!
Geen nevelig duister Bedekt meer het veld; Geen blinkende kluister, Die 't beekje meer knelt! Ontvlucht nu de steden, Wie vreugde begeert! Ontvlucht ze nog heden - De Lente regeert!
|