Een gedicht van Emanuel Hiel 1834-1899
Levenslust
Men staakt het sombre treuren, wanneer de lente zingt, en als met t bloemengeuren, de hoop in t harte dringt.
Naar t dorpke trekt de jongen zo fris, zo welgezind; daar komt hem toegesprongen een blozend boerenkind.
Ter stede komt het meisje, zij zoekt haar huisgerief; maar vindt ook menig meisje een flinke hartendief.
Zo toont zich, naar gewendte, de zoele levenslust, wanneer de gulle lente de harten wakker kust.
|