Een gedicht van Marie Metz-Koning 1868-1926
Liefde III
De bijen zoemen in de bloesem-blaân; De meiwind mijmert in de meiën-heg; En langs de blanke, loof-bezoomde weg De kinders zingende naar school toe gaan.
En ik, diep duikend in de halmen, leg Mijn hoofd waar geurge lente-bloemen staan; Mijn lippen los, mijn ogen dicht gedaan, Voel 'k hoe nu wijkt mijn leed àl wijder weg....
O, déze vrede, na een leven, lang Van bang verlangen naar één dag geluk! O, déze dagen, vol van zoete zang En zon en goedheid, na zó diepe druk! O, déze lente, de eerste die ik pluk Met hoop in 't hart, en blozen op de wang!
Groot Nederland - jaargang 3 (1905)
|