Een gedicht van Victor A. dela Montagne 1854-1915
Verzoening
Kom, zij de ruzie nu gedaan, verdwijne om 't frisse rozenbekje - hoe lief 't u sta - dat pruilrig trekje, En zie me weer eens vriendlik aan....
Laat fladderend waaien in de wind de golvend losgerolde haren, en reik me, - och, ge doet het garen, de rode lippen, zoetlief kind.
De handjes hier.... wat woudt ge doen? laat aan de zijden wimpers blinken die heldre droppel: 'k wil hem drinken in een lange, lange zoen.
Zo... half onwillig, half tevreen rust ge in mijn arm, met glinsterend ooge, en fleemt en streelt, tot ik betoge: 'k zeg nimmer ofte nooit meer : neen!
'k Zeg nimmer neen meer, engel mijn, Op geen van uw duizend grillen: En deed ik 't al, het zou ter wille, mijn plaaggeest, der verzoening zijn
Verzen (1913)
|