Een gedicht van Alex Gutteling 1884-1910
Op 't kerkhof waar de naakte bomen rijzen
Op 't kerkhof waar de naakte bomen rijzen Met zwarte nesten in verwarde twijgen Kwam regen op verdorde halmen zijgen, Toen woudt ge een dierbaar graf mij zwijgend wijzen.
Een traan lichtte in uw oog, de zerk lag grijs En eenzaam in een krans van groene blaren - Een lichte handdruk kon uw smart bedaren Maar wis zong nog uw hart bedroefd een wijs.
En 'k dacht: hoe vreemd dat naast verdorde graven De jonge liefde sterk en hoopvol staat; Zijn wij niet al van weinig tijds de slaven Daar toch elk na de ander grafwaarts gaat?
Maar 'k zag u aan, uw oog blonk stil en zacht - Eindloze liefde die ondoofbaar flonkert Zal ook niet sterven waar het graf omdonkert Ons aardse lijf in de stikduistre nacht.
Beweging I (1905)

|