Een gedicht van Jacqueline van der Waals 1868-1922
Bij 't venster
Het windje, zoel van bloemengeuren, streek Mij langs de warme wangen, zwaar en loom, De bijen gonsden om de lindeboom, Vlak bij mijn open venster, en ik keek Doelloos naar buiten, waar ik bij de heg Aan de andere zijde van de eikenlaan, Je moeder langzaam langs haar bloemen gaan, En toeven zag en uitzien langs de weg. En, toen je kwam, en, toen je naast elkaar
Naar binnen ging, en zij, de slanke vrouw, Het hoofd omhoog hief - o, ik wist, hoe blauw Die ogen blonken onder 't grijze haar -; Toen dacht ik, hoe ik ook wel graag tot jou Eens zó had willen opzien - even maar.
Onze Eeuw jaargang 10 (1910)
|