Een gedicht van Salomon Bonn 1881-1930
MEITROOST
(voor de werkloze A. N. B.-ers) in 1914
'n Zang, 'n zang van weergeboorte, 'n zang die u, uw Vrijheid meldt, mijn makkers zo terneer gestoten, mijn vrouwen, moeders zoo ontsteld.
Zie 't hert dat van de berg neerviel in 't diep ravijn, sta op, sta op! het likt de bloedgeschonnen hiel het heft de schrikkensdonkre kop: en o zo goud straalt bergenhoog de zon, de zon! en stroomt en glanst en bovenheen de donkre toog de Alpenbloem sneeuwwit kranst.
Zo zing ik u mijn Vrijheidslied, mijn makkers arm vandaag en moede, gij ziet de hoge zonne niet, de bergbloem kunt gij niet bevroeden. Maar zoals morgen nieuwe dag voor uw doffe ogen op zal blinken zoals die weer in 't nachterag tot nieuw opluistren zal verzinken; -
Zo zullen eens uw tuinen bloeien, eens, voor der zon volblank gelaat: angst zal niet zijn, dagen vergloeien zonder misdaadsmet af blakering van haat. En uwe kinders zie ik weiden tot glansrijk veld, 't zal blinkend zijn! Al wat uw donkre ogen schreiden zal hun tot bloem, tot vreugde zijn.
Deernis en Vrede breng ik u heden, 'n zacht woord, op mijn dag, uw feest; 'n geur van blijde lieflijkheden uw donker hart zozeer verweesd. Lach nu door uwe stille tranen, Lach even tot uw somber hart, mijn makkers, Hollands verteranen, lach even heden door uw smart.
'n Zang, u Zang van weergeboorte, u Zang die u uw Vrijheid meldt! mijn volk gebroken en verstoten, tot Heer der Aard zijt gij gesteld.
Zangen van hoop (1919)
|