Een gedicht van Jacob van Lennep 1802-1868
Het Onze Vader.
Onuitspreeklijk Opperwezen, Die voor ons een Vader zijt! U zij eeuwig lof gewijd, Eeuwig worde Uw naam geprezen! Al wat leeft valle U te voet, Driemaal heilig, driemaal goed!
Kome Uw rijk, o grote Koning! En geschiede Uw wil alom, Boven in Uw Heiligdom, Hier in aller mensen woning, Tot dit aardse schaduwdal Als Uw Hemel worden zal!
Geef ons brood en kracht ten leven, Gij, die alle nood vervult! En vergeef ons onze schuld, Zo als wij elkaar vergeven! Voed ons harte met Uw Geest; Leer ons lieven allermeest!
Leid ons, macht- en krachtelozen, Geen verzoeking tegemoet! Maar beveilig onze voet, En verlos ons van de Boze! Want U is in eeuwigheid 't Rijk, de Kracht, de Majesteit!
Vouwen wij de handen samen, 't Is in naam van Uwe Zoon, Dat wij naadren tot Uw troon, Dat wij vrolijk zeggen: Amen! Amen! dit, o Hemelheer, Geeft Gij ons, en - eindloos meer!
Het nachtegaaltje (1851)
|