Een gedicht van Johan Danser 1893-1920
DE SCHONE HERFST
Naar deze herfst had ik ontroerd gewacht Als naar een nacht van zwoel doorgeurde dromen: Naar 't koele licht en naar de gouden bomen In grauwe nevel langs de smalle gracht.
De dagen waren vreemd van vege pracht, Een felle gloed scheen alles te doorstromen: De bloemen baarden huivrend-zoete aromen En wrede kleuren, bont en brandend-zacht.
En als ik trad onder het droeve woeden Van stilte en weelde en lust de dood gewijd Voelde ik een beven door mijn leden spoeden,
Maar ook, diep in mijn ziel die bang-verblijd De rijkdom dronk, het mateloze bloeden Van schrijnende angst en hete onzekerheid.
Gedichten (1922)
|