Een gedicht van P.N. van Eyck 1887-1954
Verbeurd van alles
Verbeurd van alles - o verscheurde droom-gemoedren!... Wij zijn de lang-verweeuwde en kind-verlaten moedren; wij blaffen in het spoor van, smoorlijk, Hecabe, of, in de ontreddring van de laagste rust verzonken, ons lammen dag ontlaên en leeg van alle vonken, verliezen aan geduld de vormen zelfs der beê.
Liefde-verloren, wij, die lang al lam aan hopen, ons dochtren met de wateren der armoe dopen en bij geboorte spenen van onnozelheid: ons tand-vlees komt niet bloot dan bij het bloedig roeren van onze zonen die de opstand'ge vanen voeren naar onverstoorbaar-dom een dommelige tijd.
Er is geen tijd meer, noch verlangen, noch verzoenen; geen dageraad belooft een daagraad; de seizoenen zijn blinder dan een god die zwijgt en nimmer bloost; geen dag die om een dag zijn scheemring laat berooien, geen vrouw die om bezit zich in de dood zal gooien en zelfs geen minnaar meer die de eigen wangen koost.
Nagelaten verzen (1929)
|