Een gedicht van Pol de Mont 1857-1931
Wiegelied
Zweeft neer, weeft rond, o dromen, weeft mijn arm hart in slaap. Ruist zacht, ruist droef, mijn bomen, ruist, gij, mijn smart in slaap... In uw schaduw strek ik mij neer in de kille lucht. Mijn armen, mijn armen rek ik tot haar, die mij is ontvlucht...
Ruist zacht, ruist droef, mijn bomen, ruist, gij, mijn smart in slaap. Zweeft neer, weeft rond, o dromen, weeft mijn arm hart in slaap.
Mijn hart kent geen ruste: dat is als een heel klein wicht. Wat moeder het suste en kuste, het schreit om gezelschap en licht...
Zweeft neer, zweeft rond, o dromen, weeft mijn arm hart in slaap. Ruist droef, ruist zacht, mijn bomen, ruist mijn smart in slaap... Mijn smart kent rust noch duur, die is als een stokoud man, die snakt naar 't stervensuur, en het niet bereiken kan...
De Gids jaargang 57 (1893)
|