Een gedicht van Hein Boeken 1861-1933
Sterven
Wat machtige deining hief het teer lichaam En deed het weer in wilde branding zinken ? Wat verre wind deed kreet na kreet verklinken, Alsof die over wilde golven kwaam ?
Was het een klacht, een vraag, een lieve naam Uit lief verleden in een plots herdenken ? 't Scheen al zo ver : wij wilden u te ons-waart wenken, Waar wij aan veilige oever stonden saam.
Wat klippen, wervelstromen toogt gij langs? Wat zonne zaagt gij verre kustzoom stovend, Een lief tehuis en wederzien belovend ? 't Was u al na, 't Verleden en het Thans.
Nu ligt ge als droeg een zachte stroom uw leen, Met witte vree van bloemen om u heen.
Verzen (1920)
|