Een gedicht van Karel van de Woestijne 1878-1929
Heb mijne nachten meer doorbeden dan doorweend
'k Heb mijne nachten meer doorbeden dan doorweend al wemelt twijfel in de opalen van mijne ogen; 'k heb in mijn leven meer geloochend dan gelogen, en zie: de bitterheid ligt om mijn mond versteend.
o Gij, die morgen om mijn laatste bed gebogen, u voor het raadsel van dees ziele hebt vereênd: uw zucht trilt door een ijlt die gij vol wisheid meent en mijn gebrek aan smart vervult gij met meedogen.
Of ik genieten wil dan of ik lijden mag: ik wacht op tranen in de dorheid van een lach en 'k vrees mijn tand waar hij de lippe Gods zal bijten.
Ik ben de lafaard die, voor eigen vreugd bedeesd, zich-zelf van alle paradijzen heeft verweesd, en 'k voel me schoon alleen waar 'k beef voor zelf-verwijten.
God aan zee I. De heete Asch
|