Een gedicht van Hein Boeken 1861-1933
0 AARDE.
O Aarde, Aarde, die in donkre schoot Het goud bergt en het licht der edelstenen En 't erts, zo star, èn... de ogen draagt, die wenen En lachen om wit, ach! hun staag ontvlood,
Boven 't dra welkend lip- en wangen-rood; Die op uw vlak, van zon dóór wolk beschenen, Als ogen lachen door hun tranen henen, Wel liefst hun leden luchte dans-plaats bood, --
Waartoe ontdolf aan uw zwart ingewand De mens het erts en 't fonkelend juweel En 't goud, dat meer soms lokt dan liefst oog-licht,
En gunt ge 't hem als wapen in zijn hand, Die wis ook anders won hem rijklijk deel Van al de weeld', die ge uitstalt voor 't gezicht?
|