Een gedicht van Jacobus Revius 1586-1658
Zondvloed Monosyllabi.
Hoog en lang, Diep van gang, Breed en stark Was de Ark: Daar in klam Sem en Cham, Met zijn Broer, Vaêr en Moer, En nog die Wijfs daar bie. Al het vee Had daar stee, Hert en Hind', Brak en Wind', Peerd en Os, Haas en Vos, Beer en Leeuw, Roek en Spreeuw, Los en Das Hier ook was. Uil en Aap, Bok en Schaap, Ooi en Ram Daar in klam. Hen en Haan, Specht en Kraan, Duif en Pauw, Meerl en Kauw, Mus en Vink Daar in gink. Raaf en Gier Vond men hier. Kraai en Snip Sprong in 't schip. Valk en Struis Lag daar t'huis. Draak en Slang Men hier dwang. Hond en Kat, Muis en Rat, Kwaad en goed, Fel en zoet, Groot en klein, Vuil en rein; Al wat vloog In het droog, Al wat kroop, Of zijn loop Had op 't land Kwam ter hand. Wat men niet In en liet Mens en Beest Gaf de geest In de grond, Om de zond', Die het al Bracht ten val. Paar en paar Steeg daar naar Weer van boord, Na Gods woord, Die liet af Van zijn straf.
Hem, de Heer, Zij de eer.
----------------- Zondvloed - zie het verhaal van de ark in de Bijbel: Genesis 6-8 Monosyllabi: (vers bestaande uit) eenlettergrepige woorden.
nog drie wijfs: nl. die van Sem, Cham en Jafeth. brak - jachthond wind'- windhond ter hand - volgzaam fel en zoet - bloeddorstig en zachtaardig in de grond - op aarde in het droog - op het land daar naar - daarna liet af - afzag
Over-ysselsche Sangen en Dichten (1630)
|