Een gedicht van Paul van Ostaijen 1896-1928
Ik sta nu eenmaal voorbij de grens...
Ik sta nu eenmaal voorbij de grens, Aan dewelke ieder normaal mens Moet stilstand houden. Een vriend heeft me onlangs verweten, Dat ik buiten het normale, - volgens hem het goede - ben getreden. Maar het lot, - of wie? - heeft het zo gewild, Want het heeft mij het ongewone voorbehouden. Niet ik ben ongewoon, maar wel mijn levenslot. Bij mijn vrienden heb ik steeds het grootste verlangen gekend Om een schone liefde, in de nieuwe Lente.
Maar mijn liefde ontstond Op een Herfstavond, Mijn grote liefde, even buiten de stad, In het wijde park, toen het door de mensen, - de gewone dan? - gans verlaten was. Mijn liefde groeide sterk in de koude Winter, - Enkel zeer mooie bloemen groeien dan. - Daarom is mijn liefde ook oneindig schoon, Al is zij, - 't spijt mijn vriend misschien, - ook ongewoon.
Desember 1915
|