Een gedicht van Isaac da Costa 1798-1860
AAN DE POEZY.
Volzoete geest der poezy! keer in mijn doffe boezem weder! Beziel opnieuw de ziel in mij, en in mijn hand de zwanenveder! Met traagheid klopt mijn smachtend hart, wanneer gij 't opgeeft aan de smart van een ondichterlijke wereld! Mijn hoofd hangt moedloos op mijn borst, terwijl ik naar de dauwdrop dorst, die, waar gij treedt, de dorre grond beperelt!
Keer weder, en begeef mij niet, maar onderhoud dat hemels leven, dat zich ontwikkelt uit het lied.
|