Een gedicht van J.J. ten Kate 1819-1889
VERGEET-MIJ-NIET
Vergeet-rnij-niet! Vergeet-mij-niet! Lief bloempje aan de blanke vliet, Wat maakte u toch zo hemels blauw? Een weinig licht, een weinig dauw. Ook 't minnend hart heeft ras genoeg: Hij liefde 't minst, die 't meeste vroeg. Gij vraagt niet veel: een blik, een groet, En — deernis van des wandlaars voet. Toch zijt gij schoon, gij lenteboô! Maar zacht als schoon, en even bloo, En met die needrigheid bekleed, Die harten steelt, maar 't zelf niet weet. Vaak, op de sombre maartse dag, Verrukte mij uw lieve lach; Maar in de glans der volle Mei Ging ik uw lage steel voorbij. Vergeefs riep gij: "Vergeet-mij-niet!" Het roosje zong een luider lied, En duizend bloemen, trots en hoog, Verleidden mijn bewondrend oog.
|