Een gedicht van Aagje Deken 1741-1804
Wijs: Sous le nom de l'amitié.
Zie, daar komt de Jeugd van 't Jaar, Versierd met frisse bloemen, Versierd met frisse bloemen, Liefde en Blijdschap volgen haar. o Wie zou u niet roemen! Zoudt gij niet welkom zijn! Brengt gij niet, brengt gij niet Zoele lucht en zonneschijn?
Lente, zinnebeeld der jeugd, Hoe kunt gij mij behagen, Hoe kunt gij mij behagen, Mijn gehele ziel is vreugd! Wat geeft gij lieve dagen! Waar gij uwe ogen slaat, Pronkt de grond, pronkt de grond Met bevallig bloemsieraad.
's Winters strenge heerschappij, Die veld en hof deed kwijnen, Die veld en hof deed kwijnen, Is dan eindelijk voorbij. Men ziet u weer verschijnen! Bar was het op het veld; Maar uw komst, maar uw komst, Heeft het alles reeds hersteld.
Hoor, hoe dat de nachtegaal In het groen gezeten, In het groen gezeten, U verwelkomt in zijn taal! Hij laat zijn vreugd u weten: Aan u, die ons verblijdt; Aan u heb, aan u heb Ik dit Liedje ook toegewijd.
|