Een gedicht van Eduard Brom 1862-1935
Felice (2)
Nu, hoge Vrouwe, weet ik wie gij zijt, Als de ochtend zie 'k uw blanke schoonheid klaren: Het Godlijke, dat mensenzielen wijdt, Komt zich in u volheerlijk openbaren!
Gezegend zij mijn lang gestreden strijd. Daar 'k liefde en lauwren lachende mag paren, En mijn Felice u zegenend belijd, Met wie 'k ter hoogste glorie op zal varen!
Felice, ik juich uw blijden lichtnaam uit, Waaraan de reinste zaligheid ontspruit, Als 'k hem in eerbiedvol geloof zal noemen!
Uw liefde is mijn, uw liefde, godlijk groot, Die hemelvreugde wekt uit ziele nood... Hoe zoude ik u mijn ‘hoog Geluk’ niet roemen!
|