Een gedicht van Nicolaas Beets 1814-1290
Lelijk? mooi?
‘Lelijk!’ zegt gij. - Neen voorwaar! Veel moge aan dit schoon ontbreken: De adel van een ziel is daar, Die van 't schoonste weet te spreken, En de liefde van een hart, Dat nooit moe van weldoen werd.
‘Mooi!’ verklaart gij. - Waarlijk niet! Niets moge aan die schoonheid falen: Die de koude glimlach ziet Om gesloten lippen dwalen, Die de trots voelt van die blik, Blijft bewondren, maar - met schrik.
Gedichten, deel IV (1905)
|