Een gedicht van Jacobus Revius 1586-1658
Ongenoegzaamheid
Is iemand bij een Heer ter tafelen gezeten Alwaar genoegzaam is te drinken en te eten, Roept hij onstuimelijk om oester of lamprei, Of, lakende de wijn, om sec en malvezij, De Heer zal zeggen: “Vriend, wie is er die u dwinget? Lust u niet, dat gij vindt, zo etet dat gij bringet.” Maakt hij het ook te bont, de huisheer wordet gram En wijzet hem de weg, vanwaar hij henen kwam.
Wij zijn gelijkerhand alhier des Heeren gasten, Hij spijst ons, om te voên, niet om te overlasten: Genoegen wij ons niet, maar kraaien nog om meer, Gewisselijk daarmee verstoren wij de Heer, Ja, maken ons onweerd, dat met zijn goede gaven Hij ons nog langer tijd zou kweken en zou laven.
Over-Ysselsche sangen en dichten (1630)
|