Een gedicht van Virginie Loveling 1826-1923
De zucht naar 't eindeloze
Als 't maantje in mijn venster schijnt, Dan kan ik niet meer slapen; Dan komt de vraag: Waar is die God, Die alles heeft geschapen?
De stille nacht, het eenzaam uur, Het suizlen door de linden; Dan denk ik aan de dood en 't graf En aan verloren vrinden.
Dan wordt de geest zo onrustvol, En haakt naar 't onbekende, Als ik in 's hemels sterrenveld De wakende ogen wende.
Dan schijnt de wereld mij zo klein : Mij lokt die hemelverte. 0 kon ik vliegen! doch waarheen, Waarheen, gij kloppend herte?
Gedichten van Rosalie en Virginie Loveling (1889)
|