Een gedicht van P.C. Boutens 1870-1943
Aan zee
O te luistren naar de zee, Tot de ziel ga fluistren mee: Tot haar zwijgen ‘t Wonderwoord Uit zijn diepten stijgen Hoort! Alle malen, hartezwaar, Kere ons zoekend dwalen naar ‘t Bruisend breken Van de vloed Waar de ziele spreken Moet. 't Lichte zingen van de zee Draagt de ziel op zwingen mee Waar zij dichter Bij de poort Zachter spreekt en lichter Hoort. Alle smarten, iedre vreugd, Wat voor eeuwig harten heugt, Al verblijden, Elk verdriet, Levens ongezeide Lied; Wat, verward en onverwoord, Zielen deelt en harten moordt, Wat, gevonden En verstaan, Zalig maakt van stonden Aan: Licht verwoorden het de twee Die behoorden ‘t lied der zee: ‘t Lied dat blij na Droef berecht, ‘t Lied dat alles bijna Zegt!
|