Een gedicht van Omer Karel de Laey 1876-1909
Concordet sermo cum vita
Seneca
Zij hebben 't schone woord van oudsher aangebeden, mijn vriend, en wisten met de trage zoetvijl hun taal te ronden als een puikjuweel; de deining grootser klanken siddert door hun lucht en wentelt open langs den schemerige einder; te middernacht ontsteken zij een vierwerk, dat knallend al de daken van de stad verlicht en op de markt des levens staat 't kijkgrage volk te turen naar de gulden zijpelregen en monkelt van voldaanheid;
hun krijgsbazuinen schaatren in 't verschiet en 't verre trippeltrappen van de ruiterij klabettert over de besteende wegen; de wrok beklemt te wijlen hunne kelen en driftig tieren zij hem uit; zij toeven onder 't machtig walgewelf, dat ieders pratte kreten verzesvoudigt en wen zij juichen komt terstond de zege, gevleugeld als een bode Gods en wen zij zuchten springen keer op keer de zilte tranen tussen uwe lome wimpers.
O! laat u niet verschalken door die weelde, mijn vriend; de pauw stelt in de zonnegloed de bontste zijde van zijn waaiersteert te pronk en binst de winderige oogstmaand ritslen de loze haverbellen evenals de volle; bekreun u om geen ieftegroen, dat klautert langs de takken van een dode boom; het schone woord is niets - 't oprechte leven alles;
de stralen van de schitterlogen verbluffen wel, doch brengen koude aan huis: uw zeggen weze milder dan de morgendauw des hemels; uw denken zij ruimschotig en spannend als de regenboog, indien de houwe trouw niet nestelt, diep in 't diepste van uw boezem, ge zijt een veinzer, ge blanket uw vuigheid.
---------------------------------------------------- Concordet sermo cum vita - Laat wat we zeggen overeenstemmen met ons leven (redactie)
|