Een gedicht van Albert Verwey 1865-1936
Een zomeravond
De poëzie komt over me als een droom Vol sterren en een lijfelijke nacht Van duister, waar me een hel gelaat van licht En vriendelijke ogen - enkel dat gelaat, Want ál de rest is nevel zonder vorm. En heel den nacht nijg ik me er heen en houd Stille gemeenschap tot de morgen daagt. - Dan lig ik stil met half geloken wimpers Te staren, waar ik telkens nog de lach Dier ogen meen te zien en 't blonde haar Half over 't voorhoofd - dan zijgt zijwaarts af Mijn hoofd in 't kussen en ik slaap in 't licht.-
|