Een gedicht van Helene Swarth 1859-1941
Oktobervijver.
Zijn 't waterleeljen door de wind bewogen? Zijn 't blanke bloemen van magnolia? Of pluimen wit, de vleugelen ontvlogen Van vlottende engle' in blauwe hemelwâ?
Zijn 't vlokken sneeuw uit puur-azuren hoogen Oktoberhemel, kondende ongenâ Van wufte koning Herfst en wordt nu logen 't Beloofde heil, dat leek mijn hoop zó na?
Op 't weekgeplooide groenfluweelen water Zwemt zoetjes áan een sneeuwblanke eendengroep En ploegt een lange zilvervoor. - Eén laat er Plots vleugelkleppend los de blanke troep En drijft alleen. - En 'k ril van 't schril gesnater, De stilt' doortrillende als een weeëroep.
De Gids, jaargang 68 (1904)
|