Een gedicht van Willem Kloos 1859-1938
Mensenwoorden
De mensen schijnen elkaar zeer te vrezen, Daar zij zich steeds maar voor elkaar versteken In woorden-weefsels, die geen hart doorbreken, En in wier schrift geen mensen-hoofd kan lezen.
Zij liegen, die geen leugnaars willen wezen, En zelfs, wie moedig wil de waarheid spreken, Hij voelt de waarheid op zijn lippen breken Vóór 't spreken zelf, - en is als één van dezen.
0, vloek van 't menslijk woord, dat niet vermag Der ziele diepst bewegen weer te geven, Maar steeds een schijnbeeld om die glorie maalt ...
0, vloek, dat mensen-traan en mensen-lach Diep in ons eigen binnenst blijven beven, Géén mens, schóón als zijn Zelf, voor ándren straalt.
Verzen (1894)
|