Een gedicht van Jacobus Bellamy 1757-1786
DE LIEFDE
De teerste hartstocht, die 't genoegen Der stervelingen 't meest vergroot, Staat immer voor het nijpend wroegen Der redeloze kwelling bloot.
Vrees, moeite en achterdocht bespringen, Met felle woede, 't minnend hart. Al vaak zijn kleine beuzelingen De bronnen van de grootste smart.
Soms zwijgt de sprekendste bewustheid, Wanneer de vrees haar stem verheft, Daar 't hart, gefoold door ongerustheid, Zijn eigen toestand niet beseft.
De Liefde, tuk op veinzerijen, Die zij zich zelf te ontveinzen tracht, Heeft zich al menigwerf in lijën, Door schuldeloze list, gebracht.
ô! Mocht ik iets de hemel smeken! Ik vroeg niet dwaas om rang of schat; Maar, om een min , die voor het steken Der kwelling niets te vrezen had.
Gezangen mijner jeugd en nagelaten gedichten (1790)
![schrijver](http://www.gedichten.nl/smoelen/jacobus_bellamy.jpg)
|