Een gedicht van Guido Gezelle 1830-1899
‘t Viel water nu genoeg, of nooit!
‘t Viel water nu genoeg, of nooit! De wolkenschepen dragen hun lijnwaad al ten toppen uit, die hier gewinterd lagen, de al te lange regentijd: vandage gaan zij varen en vluchten voor de westerwind, die rotelt in de blâren. ‘t Is nat alom: de zoden zijn doordronken; al de paden zijn modder, moze en vuiligheid geworden; overladen is ‘t loof, dat op de bomen zit en weent; de daken leken, het stroomt alhier, aldaar, het schuimt, het schommelt in, de beken, die spoeiende, om ontlast te zijn, door dik en dunne varen, door weg en aweg, roekeloos, alsof het mensen waren, die dronken zijn! Toch helder wordt de locht, de vogels piepen, en groeten blij de aanschouwbaarheid der brede hemelstriepen, die... Tenden is ‘t, en moegebrield, ‘t is alles uitgedropen: laat vrij, - nu zijn de wolken weg! - vandage ons daglicht hopen!
31/7/1895
Rijmsnoer
|