Een gedicht van René de Clercq 1877-1932
Meeuwen.
Witte zon op zee en zeilen. 't Water ruist en meeuwen keilen. Gevleugeld schuim, de baar onttrokken, vliegen ze in 't ruim, en vlokken. Een tuimelvlucht! Als zwaluwen zere, en zonder gerucht, van boven naar onder, van onder naar boven tot tegen de lucht; dan, zakkende, zwakkende, zwenk op zwenk, in een wenk in 't zicht, in een wenk in 't water - een spatte licht op 't grauw geklater! Hooghangend, hel, nu lijken 't wel papierkens in de lucht gedreven, al snippersnel vol wikkelspel, en blinkeblankend leven. Maar tegen tij, al verder nog, vervliegen ze en vervluggen. Daar zijn ze, neen! Daar zijn ze toch! Zijn 't meeuwen dat of muggen? 'k En weet 't niet meer, 'k en ziet 't niet meer, maar als ik, bots, mij ommekeer, 'k zie nog gedurig iets als muggenmeeuwen sneeuwen.
![schrijver](http://www.gedichten.nl/images/218743.jpg)
|