Een gedicht van Guido Gezelle 1830-1899
Slapende botten
Ten halve afgewrocht, ontvangen, niet geboren; gevonden algeheel, noch algeheel verloren, zoo ligt er menig rijm onvast in mij, en beidt de aangename tijd van volle uitspreekbaarheid.
Zo slaapt de botte in ‘t hout, verdonkerd en verdoken; geen blomme en is er ooit, geen blad eruit gebroken; maar blad en blomme en al het ligt erin, en beidt de dag, de dageraad... de barensveerdigheid.
|