Een gedicht van Jacob Israël de Haan 1881-1924
Gestild verlangen
Wat ik verlang? Niet meer de wilde weelde, De woede, die naar donkre daden drijft, Slechts dat mijn ziel, die zoveel goed verspeelde, Na zoveel kwaad in vroomheid vreedzaam blijft.
Wat ik verlang? Ik heb zoveel gewonnen In overmoed, dat ik verloor in smart: Geve mij God, gezuiverd en bezonnen Een smekende ziel en een zingend hart.
Mijn weekwerk eindigt: milde Sabbathvrede Voert mijn onrust tot een geruste zin. Met genoten van mijn Volk treed ik in,
Waar bij 't stijgen van onze Sabbathbeden Een vrome knaap juicht met huivrende stem Als eens de Priesters van Jeruzalem.
------------------------------------------- Het Joodsche lied. Tweeede boek (1922)
|