Een gedicht van Aart van der Leeuw 1876-1931
ALS ONZE ZIEL NIET ZONG
Als onze ziél niet zong, En vreugdedansen sprong, Zouden dan wel de vógels zingen, De bronnen uit de rotsen springen, En had de storm een tong?
Als onze hoop haar schat Niet rustloos zocht, en bad, Zou dan de boom zijn bloei en twijgen Zó innig hemelwaarts doen stijgen, Dat hij het blauw omvat?
Neen, als de ziel zeer diep In duister lag en sliep, Terwijl geen prins, getooid met bloemen, Een wekker, die wij engel noemen, De schone slaapster riep,
Dan zou het ritslend bruin, De bron, verstikt in puin, Verdord en snikkend nederzijgen, Dan zou de wind, de vogel, zwijgen In die verdoemde tuin.
Opvluchten (1922)
|