Een gedicht van Reinier van Genderen Stort
De trein gaat ras voorbij
De trein gaat ras voorbij met schrille kreet, Verstoort geenszins de wijde, diepe rust, Ik denk aan hen, die ginds in lief en leed, De vrede dreven, al dan niet bewust.
Zie hier wellicht het allerzoetst behagen, Dat ooit het voorrecht van een mens kan zijn, De blijde vrede na de boze plagen, Het welig tieren van het mijn en dijn.
Najaarsvruchten (1936)
|