| 
					
					 Een gedicht van Willem de Merode 1887-1939 
 
DE ZALIGEN
De gele rozen lichten langs 't terras.  In diepe stoelen liggen zij te rusten,  de zaligen, die elkaar gelukkig kusten,  de toekomstlozen; heel hun leven was
   een dringen naar de voorgeweten uren,  waar alles eensklaps in vergeten is;  't verwaait, nadat het stukgereten is,  hun oud bestaan; en nooit kan iets meer duren
   naast dit verzonken zijn, dit niet meer wezen  deze gevaarlijk stille eeuwigheid,  dit weggevaagd zijn en terust geleid,  waaruit zij langzaam, stil en moe verrezen.
   De regen, een grijs kraalgordijn, een poos  zacht tikkelend, laat door zijn lauwe kieren  hen 't paradijs nog zien met zijn revieren,  achter de vlammen van de gele roos.
  Kaleidoscoop (1938) 
 
  
  
 
					
 
					
					
					 |