Een gedicht van P.L. van Kasteele 1748-1810
Lief is de Lente
Lief is de Lente, Vriendlijk haar aanblik, Schoon haar gelaat. Zwangere wolken Voeren haar schatten, Zweven haar voor. Gonzende buien, Trots als herauten, Melden haar komst. Hoe zacht, Zacht en bevallig, Treedt zij te voorschijn: Alles ontluikt. Duizenden bloemen, Sieren haar gangen, Vormen haar stoet. Vrolijke zonnen Eren haar wenken, Doen haar bevel. Suizende windjens Strooien haar geuren Wijd om haar heen. Bloeiende hoven, Groenende bossen. Velden met vee, Lieflijke kleuren Zuivere luchten, Scheppen de vreugd. 't Aardrijk verheugt zich Al haar bewoners Zingen een lied, - Lief is de Lente, Rein als de hemel, Gul als de jeugd! Goed, als de Gódheid, Deelt zij haar gaven Overal rond. Zelfs op het kleinste Wemelend wurmpje Legt zij haar glans, Allerlei diertjens, Prachtig van sieraad, Blinkend van goud, Zwevend en dartlend, Eren de Lente, Vieren haar feest, 't Spartelend visje Vormt, in de stromen, Kringen van vreugd. Duizenden vooglen Mengen hun tonen, Vormen, een koor. Laag in de velden, Hoog in de bossen. Hoort men het lied. 't Lied van de Lente Maakt voor de Steden 't Land tot een feest. Alles bekoort ons Geuren en klanken, Alles verrukt. Bergen en heuvlen Schittren van glansen, Lachen ons aan. Leven en rijkdom Vloeit van hun kruinen Diep in het dal. Zeeën bedaren; Bergen en rotsen Krijgen gevoel. Lief is de Lente! 't Mensdom bemint zij; 't Mensdom geniet. Niemand verstoot zij, Slechten noch dwazen, Koning noch slaaf. Balling en vreemde. Zelfs de verachtste, Ieder geniet. De arme schept adem; Kranken genezen; De oude herleeft. Doven en blinden Rieken, gevoelen; Ieder geniet. Alles wordt schoner, Hemel en aarde; Alles wordt nieuw. Lief is de Lente, Jesus' verzoening Balsemt de lucht, Koestrende warmte, Tijdige regens Komen van Hem, 't Aardrijk ontving Hem; 't Was Hem ter woonplaats; 't Wacht Hem weerom, Vrolijke tongen, Dankende harten, Zingen zijn lof. Vriendlijk is Jesus; Alles verkwikkend, Vriendlijk is God. Duizenden jaren Zagen de winter Smelten als was. Duizenden jaren Zagen de Lente Groenen, als nu. Velden als ijzer, Stromen als rotsen, Bergen van sneeuw, Winterse zorgen, Morrende harten, Smolten voor God.
Duizenden jaren Zagen die wondren Nog zijn ze nieuw. Nooit zal het falen; De Eeuwen getuigen 't God is getrouw. Winter en Lente Volgen zijn wenken, Zingen zijn lof. Juichende heemlen! Sterflijke mensen! Paar uw gezang Zie op de wolken! Hemelse kleuren Vormen de boog. 't Licht en de regen Smelten te samen, Schildren Gods pracht. 't Vriendlijkst verschijnsel Stilt onze zorgen, Predikt Gods trouw. Zinget de Heere, Priesters der aarde! God is getrouw. Bloesems bedriegen, Bloemen verwelken, Alles vergaat-, Hemel en aarde, Alles verandert; De Eeuwige niet. 't Leed van de winter Maakt ons de lente Lieflijk en zoet. 't Leed van het strijden Maakt de Overwinning Heerlijk en groot. Dor was het aardrijk; God is gekomen: Alles herleeft. 't Graf is Gods akkers Jesus zal komen; Alles herleeft.
Gezangen (1790)
![schrijver](http://www.gedichten.nl/images/221744.jpg)
|